De mooiste vrouw van de wereld: in een frisse stijl geschreven groteske als ‘gefundenes fressen’ voor de richtingloze, goeiige Jonah...
Van de jonge de Gelderlander-columnist en beeldend kunstenaar Jonah Falke (1991)
verscheen afgelopen jaar ‘De mooiste vrouw van de wereld’, een titel die inzake
aspiratie niets aan de onduidelijkheid overlaat. Daar waar Falkes met veel
bravoure geschreven debuut ‘Bontebrug’ (2016) nog verhaalde over de
Amsterdamse wedervaardigheden van anti-held Robert Lowenthal, die in de
ambitieuze grootstad tevergeefs het juk van zijn Gelderlandse lusteloosheid van
zich af tracht te spoelen, loopt de al even richtingloze held Jonah in Falkes tweede
worp ‘De mooiste vrouw van de wereld’ opnieuw plompverloren.
De plot wil deze keer dat Jonahs vriendin Lotte, een goedbetaalde anesthesiste in
een Nederlands ziekenhuis die door collega’s steevast wordt omschreven als
“pragmatisch op een liefdevolle manier”, een kind van hem wil. Gesteund door het
voortdurende geëmmer van haar ouders over haar leeftijd en hun opzichtige
sollicitaties naar de vacante functie van grootouders, is Lotte uiteindelijk niet
meer van haar stuk te brengen. Aan de andere kant staat een door twijfels
overmande Jonah die een burgerlijk leven, een bestaan met een luxeappartement,
een auto en zelfs een heuse toekomst, zoals verpersoonlijkt in de levens van
Lottes beide ouders, verfoeit. Lottes kinderwens betekent voor de werkloze Jonah
extra overuren in de ‘Neue Liebe’, een troosteloos bordeel op een industrieterrein
vlak over de Nederlandse grens met Duitsland: “En eerlijk gezegd, hoe langer ik
met Lotte ging, hoe sterker de drang werd om te gaan. De Neue Liebe was een
oordeelvrije zone. Een zeldzame plek waar je afkomst en status niet telden,
slechts je geld en het geslacht in je broek.” Op die plek ontmoet Jonah de
fatsoenloze, kleurrijke Hugo die hem vraagt om, wanneer hij weer als
accordeonist met zijn Roemeense zigeunerband ‘Alexandru’s Gypsy Wedding
Band’ op tournee door Europa trekt, voor 'de mooiste vrouw van de wereld’, zijn
Helga, te zorgen. Jonah heeft onmiddellijk een zwak voor de van een stevige
heupprothese voorziene, ietwat uitgewoonde mollige Helga, een vrouw die door
haar man en zijn zigeunerbende te pas en te onpas als zitkussen tussen loopse
hond en vervuild aanrecht in hun krakkemikkige woning wordt achtergelaten.
Met goedkeuring van Lotte en ter afwisseling van zijn monotone bestaan als
huisman zonder werk hapt Jonah zonder al te veel dralen toe. Vanaf dat ogenblik
groeit Helga, de zorgbehoevende, zieke en halfblinde zigeunervrouw, uit tot
Jonahs ware matrone, de naam van mooiste vrouw van de wereld waard.
Wat zich langs deze niet mis te verstane verhaallijn verder ontspint, is een excessieve road- en mindtrip die schippert tussen de wereld van de succesvolle mensen, Lotte en de haren, en het vrolijke niemandsland aan de onderkant van de maatschappij, Hugo en de zijnen. Jonahs eindeloze tweestrijd speelt zich af op de heen- en terugweg tussen plekken waar vrouwen betast willen worden en rundvleessalade in de gordijnen en op grote zeilen wordt gekieperd en zo nodig dringend te verbouwen siertuinen van op rust gestelde schoonouders. Tot Lotte op noodlottige wijze, en - o ironie – met het vooruitzicht van een eerste kind, onder een tafeltennistafel terechtkomt en Jonah er voor de rest van zijn dagen alleen voor komt te staan. Een dramatische gebeurtenis die hem op wonderbaarlijke wijze tot versnelde inzichten noopt: “Ik hoopte voor altijd in de bankschroef te blijven zitten want ik had geen idee waar ik anders heen moest. Geluidloos huilde ik, maar misschien huilde ik al veel langer. Een toekomst om naar uit te kijken was er niet meer, ik kon alles zien liggen.(…) Ik keek uit het raam en zag het verkeer. Ik wilde niets liever dan met Lotte in een nieuwbouwhuis dichtbij de snelwegoprit in haar geboortestad wonen. Want als je levend begraven wordt dan voel je tenminste dat je leeft.” Het door de dood van Lotte opgestapelde verdriet doet de berouwvolle Jonah snel richting Brussel en Parijs snellen, als roadie in de veilige gedachteloosheid van Hugo’s nihilistische Roemeense zigeunerband: “Alle nummers leken op elkaar, maar ze hoefden voor mij nooit meer te stoppen met spelen. Wellicht was herhaling de enige manier om tot iets nieuws te komen. Zoals ontdekkingsreizigers maandenlang alleen maar zee zagen, voor ze voet aan nieuw land zetten.”
Wat zich langs deze niet mis te verstane verhaallijn verder ontspint, is een excessieve road- en mindtrip die schippert tussen de wereld van de succesvolle mensen, Lotte en de haren, en het vrolijke niemandsland aan de onderkant van de maatschappij, Hugo en de zijnen. Jonahs eindeloze tweestrijd speelt zich af op de heen- en terugweg tussen plekken waar vrouwen betast willen worden en rundvleessalade in de gordijnen en op grote zeilen wordt gekieperd en zo nodig dringend te verbouwen siertuinen van op rust gestelde schoonouders. Tot Lotte op noodlottige wijze, en - o ironie – met het vooruitzicht van een eerste kind, onder een tafeltennistafel terechtkomt en Jonah er voor de rest van zijn dagen alleen voor komt te staan. Een dramatische gebeurtenis die hem op wonderbaarlijke wijze tot versnelde inzichten noopt: “Ik hoopte voor altijd in de bankschroef te blijven zitten want ik had geen idee waar ik anders heen moest. Geluidloos huilde ik, maar misschien huilde ik al veel langer. Een toekomst om naar uit te kijken was er niet meer, ik kon alles zien liggen.(…) Ik keek uit het raam en zag het verkeer. Ik wilde niets liever dan met Lotte in een nieuwbouwhuis dichtbij de snelwegoprit in haar geboortestad wonen. Want als je levend begraven wordt dan voel je tenminste dat je leeft.” Het door de dood van Lotte opgestapelde verdriet doet de berouwvolle Jonah snel richting Brussel en Parijs snellen, als roadie in de veilige gedachteloosheid van Hugo’s nihilistische Roemeense zigeunerband: “Alle nummers leken op elkaar, maar ze hoefden voor mij nooit meer te stoppen met spelen. Wellicht was herhaling de enige manier om tot iets nieuws te komen. Zoals ontdekkingsreizigers maandenlang alleen maar zee zagen, voor ze voet aan nieuw land zetten.”
Afschrikwekkend en aanwakkerend helder toont Jonah, de hoofdpersoon in ‘De
mooiste vrouw van de wereld’, waar we vandaan komen. Goedbedoelend zou je
haast kunnen spreken over een metafyische operette. Maar aangezien Jonah als
personage in zijn verhaal het morele zwemmen niet wordt geleerd, en deze
vertelling hierdoor ook iedere morele lading verliest, weet Falke met zijn tweede
roman slechts gedeeltelijk te boeien. Al zijn de zeldzame ogenblikken van
(morele) introspectie van de karakterloze Jonah wel af en toe raak: “Mijn
‘vriendelijkheid’ was misschien de enige eigenschap waar ik zeker van kon zijn.
Ze kwam voort uit het onvermogen te oordelen, weten wat juist is, dus misschien
was ze slechts een zwakte.” Het minste dat je van de tweede roman van Jonah
Falke kan zeggen, is dat hij intrigeert. Zonder ergens ooit héél erg plat te worden,
is deze in een frisse stijl geschreven groteske ‘gefundenes fressen’ voor de
richtingloze Jonah, een goeiige kerel die steeds weer netjes doet wat van hem
wordt verlangd. Met scherpe vergelijkingen en originele beeldspraak weet een
plotgedreven Falke deze roman hier en daar van de nodige body te voorzien.
Vooral op de grens met de tragiek schildert de schrijver messcherpe observaties
op papier: “Massaal trokken leeftijdsgenoten voor een tussenjaar naar Laos of
Bali, om hun toekomst te overdenken en ‘in het nu’ te leren leven. Gebruind en als
filantropen en nog grotere kapitalisten keerden ze terug. Ze zeiden: ‘De mensen
zijn zo vriendelijk daar en het is er goedkoop, we gaven dikke fooi.’ Ik ging niet
naar Bali. Ik bezocht een Duits industriegebied. De Neue Liebe was ook goedkoop
en de mensen vriendelijk.”
De humor in ‘De mooiste vrouw van de wereld’ moet het hebben van zijn
ranzigheid, de benauwdheid van de rauwe zelfkant van de maatschappij is op
sommige pagina’s haast Verhulstiaans: “Hugo ging op de grond liggen. Samen met
de hond vrat hij van de salade, met zijn armen op de rug. Hugo’s handen draaiden
mee met de stuiptrekkingen van de bombastische zigeunermuziek. Er begon een
vrouw te zingen en Hugo drukte zich op en maakte neukbewegingen in het
luchtledige. Hugo’s gezicht zat onder de rundvleessalade. Hij aaide met zijn
gezicht over het vloerkleed en de hond likte het kleed schoon.” Jammer eigenlijk
dat Jonah Falke zijn door de vele kleurrijke personages bevolkte roman, onder
meer door de onderkoelde verteltoon, in de steek laat. Dat ze wat karakterloos op
de achtergrond blijven schipperen, is een gemiste kans. Door bijvoorbeeld de
aandoenlijke zigeunervrouw Helga te laten vervellen tot een vrouw met een
interessant te vertellen Roemeens verhaal, zo eentje die met veel plezier wel tien
levens heeft geleefd, zou je ook als lezer al een heel eind verder komen. Ook het
antwoord op de vraag waar de richtingloze Jonah uiteindelijk heen zal rollen,
blijft grotendeels uit. Al zal zijn toekomst zeker iets in de buurt zijn van de
alomtegenwoordige Helga.
De mooiste vrouw van de wereld / Jonah Falke. – Amsterdam : Lebowski
Publishers, 2019. – 170 p.
Reacties