"This great horse-faced bluestocking!" moet Henry James na consumptie van 'Middlemarch' hebben uitgeroepen...
Als hij al te kampen had met opspringende hormonen vergeleek de Amerikaanse schrijver Henry James (1843-1916) het uiterlijk van George Eliot (1819-1880), die onder meer Ludwig Feuerbachs 'Wesen des Christentums' (1841) naar het Engels vertaalde en als veel gelezen essayiste door haar vrienden steevast met 'Marian' werd nagefloten, met dat van een paard. Om er daarna, zijn ejaculaat netjes verbergend in een wit servet, fijntjes aan toe te voegen dat haar schrijftalent van een buitenplanetaire orde was. Zodanig zelfs dat de arme schrijver eventjes overwoog om onder het pseudoniem 'Dorothea Brooke' de rest van zijn oeuvre bij elkaar te pennen. Helaas was de werkelijkheid iets minder prozaïsch. Nadat Eliots werkelijke identiteit in een zelfgeschreven brief aan 'Times' op de straatstenen was gegooid, besloot de schrijfster ook vast te houden aan dat pseudoniem. Zo kon ze, volgens kennissen, haar zelfgecreëerde alter ego nooit uit het oog verliezen. Mary Anne Evans schreef met 'Middlemarch' (1871) een steengoede turf, een ondertussen papiergeworden klassieker vol personages van vlees en bloed geboetseerd uit intelligente, geloofwaardige en soepele zinnen. "This great horse-faced bluestocking..." moet James na consumptie van deze uitgaaf hebben uitgeroepen, en dan liep hij voor een keer geen rondjes op de plaatselijke paardenmarkt. In een ideale wereld werd nu een set nagebouwd voor een 'Middlemarch'-filmadaptatie van cineaste Andrea Arnold en konden onze kringwinkels dezer dagen de enorme dvd-toevloed van halfgare Henry James-verfilmingen amper de baas.
Middlemarch / George Eliot (auteur), Annelies Roeleveld (vertaler), Margret Stevens (vertaler). - Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2004. - 916 p.
Reacties