Wat afmattende fataliteit betreft, komen Hermann Ungars (1893-1929) Josef en Selma Blau uit het beklemmende 'De klas' (1927) aardig in de buurt van Fallada's liefdespaar Pinnenberg uit diens hartroerende 'Wat nu, kleine man?' (1932). Tot het moment waarop de plotse lichamelijkheid van Selma's niet geplande zwangerschap voor de godsvruchtige, paranoïde schoolmeester Josef Blau evenveel tijd in beslag gaat nemen als de voorbereiding van die onoverkomelijke jaarlijkse schoolreis: "Hij had dit schepsel geschapen; hij, Josef Blau, had zich verstout God te zijn en leven te creëren. Alles kon gewroken worden, op hem, op Selma, op hun pasgeboren kind, want zijn noodlot hing samen met het hunne, had op hen zijn repercussies; er bestond geen individuele relatie tot de macht die richtte: daar had je de macht, en daar had je de onderworpelingen, die één onlosmakelijk geheel vormden - gelijk de jongens in de klas - en het noodlot van de een greep als een tandrad in dat van de ander."
De klas / Hermann Ungar (auteur), Angela Adriaansz (vertaler), Ton Naaijkens (nawoord). - Utrecht : Uitgeverij IJzer, 2002. - 221 p.
Reacties