Doorgaan naar hoofdcontent

Keats en Bloem: biografie in brief- en dichtvorm...

"Hij heeft zich niet in het hart van de mens ingedacht, zoals Wordsworth gedaan heeft, maar toch had Milton als filosoof beslist even grote gaven als Wordsworth. Wat valt daar nu uit af te leiden? Och, heel veel: het bewijst dat er werkelijk een grote opmars van het intellect is, het bewijst dat een machtige voorzienigheid de machtigste geesten ondergeschikt maakt aan het vigerende tijdsgewricht, of het nu om menselijke kennis of religie gaat. Ik heb vaak medelijden gehad met een leraar die zo vaak het 'Nominatief: musa' in zijn oren moet horen dreunen. Ik hoop dat dit geschrijf jou niet dezelfde pijn heeft bezorgd. Ik mag die dingen dan eerder gelezen hebben, maar ik heb er nooit maar het flauwste benul van gehad, en bovendien zeg ik mijn les graag op tegen iemand die mijn langdradigheid verdraagt omwille van mijzelf."


Tonnen jaaraftrappend leesplezier verschaft deze Nederlandse vertaling van nagenoeg alle John Keats-brieven, ondertussen ook al weer de ouderdomskaap van de tweehonderd gepasseerd. Denk aan de Ben Whishaw-Keats van de Nieuw-Zeelandse cineaste Jane Campion, maar een dan iets veelkantigere, onbevangenere John. Een jonge kerel die zich als briefschrijver, met dank dus aan die 'afgezaagde' gewilligheid van papier, met nog meer diepgang van nog veel meer zijden laat belichten. Uit het leven van vrienden en vreemden en uit hetgeen de dichter zelf zit te lezen, knipt en plakt John Keats, met een haast feuilletonachtige regelmaat, zijn laatste vier levensjaren (1816-1820) tot dit betoverend geschreven brievenboek samen. Vantussen het hoogromantische va-et-vient van de Britse negentiende eeuwse schrijvende en schilderende beau monde in het huis van de Engelse criticus Leigh Hunt waait dat voortdurende zelfrelativerende uit die briljant geschreven epistels van twintiger Keats zomaar langs het gezicht van de overdonderde lezer, als een frisse, nieuwe wind. 


Voorts, aan de andere kant van 't water, in ons taalgebied dus, zijn er die negen regels atypische J.C. Bloem die in een uit 1942 van alle franjes ontdane nieuwjaarsbrief zijn dichtende collega-voorganger op gevatte wijze weet te ontkleden. Een beetje meer gekunsteld, dat wel, zoals ook die vele lyrische verzen (niet de brieven, ik herhaal: niet de brieven) van de meest dromerige der Engelse dichters: John Keats. Een ontroerendere entree in 2021 is met deze vlot geschreven biografie in briefvorm, omzeggens op de huid van de (stervende) kunstenaar in kwestie, ondenkbaar!


Brieven / John Keats (auteur), Gerlof Janzen (vertaler). - Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2007. - 536 p.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...