Hermann Kesten in Pidwoloczysk, Karl Emil Franzos in Czortkiv, Soma Morgenstern in Budaniv, Joseph Roth in Brody en Rose Ausländer en deze Gregor von Rezzori in Czernowitz. Toen 'Berlin Verlag Taschenbuch' in 2004 besloot het literaire oeuvre van de vandaag jarige Gregor von Rezzori (1914-1998) met mondjesmaat terug uit te geven, veroorzaakte dit tot ieders verbazing, want blauw bloed én jeugdelijk antisemitisme door schrijvers aderen, net geen stormloop op de plaatselijke filialen van 'Thalia Buchhandel'. Van Vlaams onderwijsminister Ben Weyts is ondertussen geweten dat hij het Oekraïense Donauwater wilde laten bottelen en importeren om iets aan die achterstand in dat Vlaamse taalonderwijs van hem te doen. En terecht ook, want er is vandaag geen enkele schrijver uit deze regio van de ooit zo befaamde oude dubbelmonarchie die dat aanwijzend voornaamwoordje 'die' zo uitgemeten precies tussen twee Nederlandse komma's wist te prangen als deze Gregor von Rezzori (tenzij dan de rechtsvoetige aanvaller Andrij Sjevtsjenko, maar die deed het met een voetbal, doorgaans vanuit stilstand, even nauwgezet tussen dat rechthoekige kader van wat opgestapeld doelhout). Geen enkele schrijver ook uit de Boekovina die een ganse fictieve stad en zijn inwoners zo beeldrijk bij elkaar wist te denken en, bij monde van de eigenzinnige, ietwat stugge Hongaarse majoor Tamara Tildy, de eigen jeugdherinneringen zo naar zijn hand wist te zetten als deze Gregor von Rezzori in 'Een hermelijn in Tsjernopol' (1958): "U kon er uw blikken laten weiden over echte jodinnen, van de schoonheid van een Esther, Judith of Salome, vrouwen met een lijn van Beardsley en het vlees van Ingres; over Poolse vrouwen met katachtig gezicht, bijna waterachtig blond en met een witgloeiende passie op hun smalle, zuinige lippen; over Armeensen met amandelvormige ogen en een nobel woestijnprofiel, dat op de mooie, gladde hals wiegde als een kamelenhoofd in gelaten, hoogmoedige tred; of over Roemeense vrouwen, bij wie over hun flinke appelfrisheid een donkere dons lag, die de schaduwen meer dan veelbelovend verdiepte. De rassenvermenging, die, als ze niet in het bloed, in de spanningen van de ziel tot uiting kwam, liet zien wat ze vermocht. Daar waren jongelingen met de edele mannelijke symmetrie van een Antinoüs naast geëffemineerde engelenhoofden, waarvan de weelderige krullenpracht de nachtzwarte omlijsting vormde van prerafaëlitisch doorschijnende gezichten - maar allemaal, man of vrouw, bezigden ze hetzelfde schrapende, harde, pijnigend vulgaire dialect, dat elke taal kleurde die in Tsjernopol werd gesproken, en dat alleen muzikaal tot zijn recht kwam - als men zich zo zou mogen uitdrukken - in het bewust platte, hortende effect dat het gaf aan moppen, zowel gewone als schuine."
Zum Wohl, lieber Greggi, zum wohl! Al was het maar om te verhinderen dat je uitsluitend als coscenarist op de credits van Volker Schlöndorffs 'Mord und Totschlag' (1967) de eeuwigheid zou moeten trotseren.
Reacties