Komaan, lieve Márai, terug aan die inktpot van jou, en die laatste zeventig pagina's van 'Gloed', opnieuw!
Zoals de snelste manier om speeksel te produceren verschillende keren na elkaar luidop 'Brecht' zeggen is, zo is de snelste manier om deze vertelling samen te vatten die van de stokoude hardop orakelende generaal op rust Henrik: "Wat kan ik beginnen met het muffe geheim van een vrijgezellenwoning, met de rotte materie van echtbreuk, verjaarde en bedompte alkoofgeheimen, intieme herinneringen van doden en grijsaards die de dood tegemoet strompelen?" Om vervolgens, hij dan, die brave Hongaarse militair Henrik, meer dan de helft van het boek, volgevreten en gezeten tegenover zijn zwijgzame vriend Konrád, luidkeels om dit alles heen aan het herkauwen te slaan. Tja, het laatste wat je van deze nochtans fabuleus gecomponeerde roman kan zeggen, is dat Henriks toehoorder, zijn indertijd naar de tropen gevluchte boezemvriend Konrád, een man van veel woorden is. En als hij al aanstalten maakt om te spreken, dan weigert hij doodleuk te antwoorden. Maar misschien is dat juist de bedoeling van de schrijver? Nou? Google anders eens 'De Watermolen' en 'Jiskefet' en je ziet zelf maar. Deze 'Gloed' is Sandor Márai's poging tot zo'n 'Schaaknovelle', ook uit 1942, à la Stefan Zweig, kort, krachtig en boordevol wijze levenslessen. Ja, natuurlijk! Het eerste deel van deze geschiedenis van vrienden dan, tot aan de aankomst van Konrád. Tot daar, tot aan: "Hij had één oog gesloten, als een jager die zijn wapen richt." Trouwens, een beetje lezer heeft met deze zin meteen alles al doorzien. Komaan, lieve Márai, terug aan die inktpot van jou, en die laatste zeventig pagina's van 'Gloed', opnieuw!
Gloed / Sándor Márai (auteur), Mari Alföldy (vertaler). - Amsterdam : Wereldbibliotheek, 2019. - 156 p.
Reacties