Doorgaan naar hoofdcontent

Lion Feuchtwanger: excellente chroniqueur van de Weimarer Republik en de late jaren 30 in Duitsland...


Sommige mensen kunnen onder het joggen het juiste uur op hun polshorloge aflezen, anderen zijn voortdurend op de vlucht en schrijven onderwijl heel kostbare boeken. Zoals dit 'De erven Oppermann' (1933), het middelste gedeelte van de befaamde Wartesaal-trilogie, van de Zuid-Duitse veel- en successchrijver Lion Feuchtwanger. Van zijn laatste deel 'Exil' (1939), een pil van bijna 1000 pagina's, is er in het Nederlands helaas (nog steeds) niks gekomen. 
7 juli 1884, vandaag vieren we Lion Feuchtwanger, ontdekker van Bertolt Brecht, excellente chroniqueur van de Weimarer Republik en de late jaren 30 in Duitsland en een van de meest uitgesproken anti-fascistische schrijvers van zijn generatie. Omdat hij samen met tijdgenoten Ernst Bloch, Oskar Maria Graf en Alfred Döblin een van de grote kanonnen was in de begindagen van het uitgeeffonds van het Oost-Duitse 'Aufbau Verlag', zingen we met z'n allen wijdbeens rechtopstaand: "Zum Geburtstag viel Spaß, lieber Lion!" Zeker wanneer de in Frankrijk ronddolende Gustav Oppermann, hoofdpersoon in 'De erven Oppermann', tegen het einde van deze roman vriendschap sluit met de visser Georg Teibschitz, een van de vele Duitsers die in Zuid-Frankrijk leven, om samen met hem het kwade recht in de ogen te kunnen staren: "Meneer Teibschitz is overgegaan op het verzamelen van foto's, nu hij voor schilderijen het geld niet meer heeft. Gustav wil de stapel graag bekijken. Foto's van mensen en landschapsfoto's. Meneer Teibschitz toont hem ook een aantal ansichtkaarten van de nieuwe leiders in Duitsland. Lege gezichten met uitdagende, strakke blik, op het hysterische af. Allemaal staan ze voor de microfoon met opengesperde monden. De heren Oppermann en Teibschitz, alletwee in stoere blauwe kiel, buigen zich over de foto's en bekijken de ene opengesperde mond na de andere. Ze zeggen niets. Ze hoeven elkaar maar aan te kijken en hun monden verbreden zich tot een grijns. En ja hoor, ondanks wat de afgebeelde personen vertegenwoordigen, proesten de mannen het uit en liggen eenvoudig dubbel. En wat de heer Teibschitz dan laat zien! Een foto waarop de bekendste nazibonzen luisteren naar een concert. Dezelfden die daarnet hun mond zo woest en vervaarlijk opensperden, zitten er nu juist slapjes bij: met een dromerige blik in de ogen gaan ze sentimenteel op in de muziek."


De erven Oppermann / Lion Feuchtwanger (auteur), Beate Zilverschmidt (vertaler). - Amsterdam : Wereldbibliotheek, 2015. - 303 p.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...