Doorgaan naar hoofdcontent

Boordevol nuance, dit slagersverhaal van de Duitse historicus Helmut Walser Smith...


Dit curieuze verhaal van de negentiende-eeuwse slager van het West-Pruisische stadje Konitz kon niet anders dan de jonge historicus Helmut Walser Smith (1958) bijna twee decennia tot zijn eigen schrijf- en onderzoekslades over vijf eeuwen Duitsland te verplichten. Hypergenuanceerd en ver, ver weg ook van het platgelopen denken over sluimerende collectieve gevoelens van onvrede en armzalige daden van haat en verderf. Reden te meer om me vandaag nog, ritueel dansend, naar mijn lokale boekhandelaar te schieten, om Smiths onlangs in het Nederlands verschenen en overal op superlatieven onthaalde 'Duitsland: een natie en haar geschiedenis' (De Arbeiderspers, 2021): "Ook de historicus Michael Geyer heeft geschreven over de 'antinomische consensus - wantrouwen jegens elkaar - die gewekt wordt door despotisme', en plaatst de aantasting van menselijke solidariteit centraal voor een nieuwe verklaring van het wezen van het Derde Rijk. 'De afwijzing van de mogelijkheid van menselijke solidariteit met vreemden - zowel in wezen als in moreel opzicht de vooronderstelling van de beschaafde maatschappij - is namelijk door het nationaal-socialistisch regime tot grondslag van zijn bestaan gemaakt.' Een dergelijke aantasting van de solidariteit stond ook centraal in wat er in Konitz gebeurd is.(...) De aanklachten in Konitz in 1900 kunnen al een voorafschaduwing zijn geweest van de latere teloorgang van gemeenschappelijke solidariteit die wij associëren met het Derde Rijk, maar in elk geval vertellen ze ook een ruimer verhaal over de breekbaarheid van de banden tussen individuele mensen." 


Het verhaal van de slager : moord en antisemitisme in een Duitse stad / Helmut Walser Smith. - Amsterdam : Ambo, 2003. - 288 p.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...