Doorgaan naar hoofdcontent

"'Ik weet het, ik ben rococo,' zei ze met verdrietige trots als ik haar - misschien onbeholpen - moed probeerde in te spreken."


Door kleine broer Viktor onvoorwaardelijk met 'Jaju' of 'Lula' aangeduid, herdenken we vandaag Julia Elisabeth Therese Mann, een trotse, welbespraakte vrouwelijke verschijning die op 13 augustus 1877 in Lübeck ter wereld kwam. Voor Josef Löhr, de vijftien jaar oudere Duitse bankier, en zijn leefwereld voelde deze Jaju, zeker na drie meisjes in de gedaante van evenveel kinderen en een snel afgesloten verstandshuwelijk met Herr Löhr in 1900, amper wellust. Volgens oudere broer Thomas had zusje Lula, nochtans een dame met een uitgesproken neiging tot uiterlijk vertoon, heel wat aanleg om te schrijven maar vluchtte ze liever in de odeur van goedkoop okselzweet tussen de armen van trosjes begrijpende minnaars en de al even deugddoende effecten van het pijnstillende narcoticum morfine om de geleden huwelijkspijnen alsnog wat te kunnen dempen. Toen haar bankierende echtgenoot in 1922 plotsklaps kwam te overlijden en de Duitse hyperinflatie al zijn en haar opgebouwde fortuinen in een mum van tijd in rook deed opgaan, besloot Juja zichzelf samen met haar noodlot te vereeuwigen door zich te verhangen. Het is 1927 en twintig jaar later gaf Thomas zijn 'Lieblingsschwesterchen' een uitgesproken plaats in het vuistdikke 'Doktor Faustus' (1947). In de gedaante van de lustig uit de vensters van haar huwelijk met Helmut Institoris walgende Ines mocht Lula Mann haar opwachting maken. Voorts zwom ook Thomas' Ines dartel rond in de nabijheid van dozen roesmiddelen en bakken aanbidders, tot een van hen, een bekende violist, zijn verloving aankondigt en bij Ines de stoppen en de trekker van haar pistool doorslaan en ze een einde schiet aan hun beider levens. Daarom, vandaag: "Zum Wohl, liebe Ines, zum Wohl!" En jij ook, Jaju, over wiens tragische noodlot een hulpeloze Viktor Mann in zijn ongeveinsde Mannografie: "Schaduw en treurnis in de familie; mijn zuster Julia stierf. Haar leven was niet afgegleden in werkelijke armoede, maar in de geestelijke nood die het gevolg was van de neergang uit de enige levenssfeer die bij haar paste. Niemand waardeerde haar minder vanwege haar bescheidener positie, alleen zijzelf beschouwde zich als gedeclasseerd, werd schuw en beklemmend onnatuurlijk. Ze kwijnde weg. Niemand kon haar helpen. 'Ik weet het, ik ben rococo,' zei ze met verdrietige trots als ik haar - misschien onbeholpen - moed probeerde in te spreken."


We waren met z'n vijven : portret van de familie Mann / Viktor Mann (auteur), Elly Schippers (vertaler). - Amsterdam : Atlas-Contact, 2003. - 543 p. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...