Doorgaan naar hoofdcontent

Gustav Meyrinck als briljant satiricus onder dat roze vel van het wilde zwijn Veronica...


"Hij schrijft over de Joodse Kabbala en over andere esoterische concepten met een even grote bevoegdheid als Viruly of de Saint-Exupéry over het vliegen," zo beleed Hubert Lampo in 'De zwanen van Stonehenge' (1971) zijn liefde voor de op 19 januari 1868 in Wenen geboren overprikkelde occultist Gustav Meyrinck. Net als bij die andere scherpzinnige rekenaar Poe drijft Meyrincks fantasie in zijn beste verhalen op een ijzige logica. Toen deze stoutmoedige esoterist vlak voor de Eerste Wereldoorlog de Praagse kringen rond Kafka, Brod, Werfel en Kornfeld frequenteerde, kon hij vriend en schilder-schrijver Alfred Kubin niet overtuigen om zijn 'Der Golem', dat uiteindelijk pas in 1915 werd gepubliceerd, van passende illustraties te voorzien. Gelukkig waren daar toen die onvergetelijke litho's van Hugo Steiner-Prag die de eerste edities van deze roman tegenwoordig nagenoeg onbetaalbaar maken. Maar veel belangrijker nog is dat deze Meyrinck ook een briljant satiricus was, getuige daarvan het korte verhaal 'Het wilde zwijn Veronica' uit zijn 'Des deutschen Spiessers Wunderhorn' (1909) waarin een varken, Veronica genaamd, besluit zelf uit te gaan zoeken wat er precies van de haar door een operadirecteur geschaakte stiefzus Alma geworden is: "Op een goede dag was die knappe man met zijn bolle pet van zwarte zijde en het blanke mes als versiering op zijn heup gekomen en had Alma meegenomen. En papa had gezegd: 'Het is een toneeldirecteur, hij heeft Alma ontdekt.' En mama had gezegd: 'Hij is voor haar gekomen omdat ze zo'n roze huidje heeft, is anders dan jullie. Ach, en 't meiske kon zo verleidelijk haar boezem op en neer laten gaan. Ze wordt vast coloratuurzangeres.' Een hele week hadden ze toen allemaal op de mesthoop aan één stuk door liggen oefenen om hun boezem verleidelijk te laten deinen." Om zo, tegen het einde van dit verhaal, "(...) de Strindbergen en de Wedekinderen en die nurks van een Ibsen en hoe ze verder allemaal mogen heten, die uitgestoten stiefkinderen van de autochtone vertelkunst" te waarschuwen om met hun geniepige klauwen van het lieflijke beeld van de natuurlijke eenvoud van "(...) Onze Heilige Duitse kunst" te blijven. 
Also, zum Geburtstag viel Glück, lieber Gustav!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...