34 brieven, kaarten en telegrammen. En dat over een periode van twaalf jaar. Poef, 1939-1950 in één boekje geramd. Hella S. Haasse stuurde haar brieven maar op goed geluk weg, Jet Steinz kleefde er een leerrijk voorwoord aan, Patricia de Groot verzamelde die openhartig geschreven neerslagjes, Ilse Josepha Lazaroms wijdde er twee aandoenlijke De Groene-pagina's aan en ik, ik schiet me morgen naar de dichtstbijzijnde papierhandelaar want: "Altijd is er een afstand tussen haar en andere mensen; zij en echtgenoot Jan hebben weinig vrienden. 'En toch leef ik normaal en consequent tussen het kader van mijn eigen karakter. Maar de eenzaamheid is grenzeloos.'"
Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...
"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...
Reacties