In het ronduit openhartige 'Lijfrente' (Cossee, 2019), dat grotendeels leest als het medische (liefdes)rapport van de vandaag alweer vijf jaar geleden plotsklaps overleden Amsterdamse (stads)dichter Ef Starik, tekent zijn achtergebleven geliefde Vrouwkje Tuinman haar hoogsteigen jaar na 'Stunde Null' op. Beginnen doet dichteres Tuinman met onheilspellend staren in de vijver van die er-staat-iets-te-gebeuren-maart-van-2018 om dan, ongeveer halverwege alle bijeengeschreven Starik-herinneringen en -gedachten, in select BN-gezelschap dat wel, even heerlijk zelfrelativerend aan zo'n kort sigaretteneindje lurkend weg te staan dromen.
Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.
Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...
Reacties