Doorgaan naar hoofdcontent

Lasker-Schüler, de meest ongepolijste, sp(r)ookjesachtige verzensmid onder die Berlijnse expressionistische kliek van honderd jaar geleden, van mannen met namen als Benn, Kraus, Hille en Zech.


22 januari 1945 is voor altijd die bedelende Else Lasker-Schüler in de straten van Jeruzalem. Op de schoorsteenmantel van de woonkamer in haar inderhaast achtergelaten Berlijnse flat de champagne voor haar prestigieuze Kleistprijs voor altijd koud. Zeker toen ze niet veel later door een zootje bruin ongeregeld met houten stokken zomaar in elkaar werd geslagen. Zinloos straatgeweld anno 1933. Uit blinde paniek ging het daarna snel naar Zwitserland. Begrijpelijk. En ten slotte naar Egypte en Palestina waarover de dichteres in die dagen: "Ik heb geen rust, altijd opgejaagd, geen thuis. Ik wou dat ik iemands kind was. En dat iemand mij naar alle speelgoedwinkels meenam en schommelpaarden, speelgoedberen, dozen vol huizen en boompjes en schapen en kippen voor mij kocht." 
Draaide, in de twee decennia voor haar vlucht uit Duitsland, voor het laatst een aantal amoureuze pirouettes met de zeventien jaar jongere Berlijnse dichter-patholoog Gottfried Benn en schreef, naar eigen zeggen, al vanaf d'r vijfde gedichten die haar moeder dan op kleine papiertjes in alle gaten van haar jas vond. "Ich sah mich doch am Fenster sitzend dichten. Ich sah sehr angegriffen aus. Mein zweites Ich hockt viel zu viel zu Haus." Huismus tegen wil en dank, slechte slaper ook, zeker als haar rijke verbeeldingskracht donkerrode harten op de deur van haar meisjeskamer ontwaarde. Voldoende reden voor Menno Wigman om anderhalf decennium geleden een aantal vertalingen van haar gedichten voor zijn rekening te nemen. Spoor ze eens op, die vertalingen, ze lonen echt de moeite. 
Vandaag is dus niet alleen regen maar ook 22 januari 1945, laatste bedelronde van deze Else Lasker-Schüler, dezer dagen nog steeds 'Plichtliteratur' in Duitse middelbare scholen. Lasker-Schüler dus, de meest ongepolijste, sp(r)ookjesachtige verzensmid ook onder die Berlijnse expressionistische kliek van honderd jaar geleden, van mannen met namen als Benn, Kraus, Hille en Zech. 
Vandaar, vandaag, alle speelgoedwinkeldeuren open en iedereen naar buiten: "Zum Wohl, liebe Else, zum Wohl!"

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...