'"Er wordt gezegd dat de Duitsers, als de oorlog uitbreekt, door de Belgische linies willen breken." "Uitgesloten!" zei ik oprecht overtuigd, want in die wereld geloofde je nog in de heiligheid van verdragen. "Als er iets gebeurt, en Frankrijk en Duitsland elkaar tot de laatste man vernietigen, blijven jullie Belgen hier rustig buiten schot!" Maar onze pessimist was niet overtuigd. Als er in België zulke maatregelen werden genomen, dan was daar een reden voor zei hij. Al jaren geleden hadden ze lucht gekregen van een geheim plan van de Duitse generale staf, om bij een aanval op Frankrijk ondanks alle plechtige verdragen via België aan te vallen. Maar ik gaf het ook niet op. Mij leek het volkomen absurd dat terwijl hier tienduizenden Duitsers ontspannen en opgewekt genoten van de gastvrijheid van dit kleine neutrale land, aan de grens een leger klaar zou staan om binnen te vallen. "Aan deze lantaarnpaal hier mogen jullie me ophangen als de Duitsers België binnenvallen!" Ik moet mijn vrienden vandaag nog dankbaar zijn dat ze me later niet aan mijn woord hebben gehouden.'(*)

De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig, eind juli 1914 in een geanimeerd gesprek met een paar Belgische vrienden, een jonge schilder en de dichter Fernand Crommelynck op een terras in Oostende, was toen nog in het rotsvaste geloof dat België buiten de oorlog zou blijven. Een week later marcheerden de veldgrijzen via het neutrale België naar Parijs. Wat, het Schlieffen-plan indachtig, een veldtocht van tweeënveertig dagen moest worden, werd achteraf een kil, modderig en ondergelopen status quo van zo'n dikke vier jaar. En zo volgde de ene verkeerde inschatting op de andere.
(*) Uit: Zweig, S., De wereld van gisteren: herinneringen van een Europeaan, 1990, Amsterdam, De Arbeiderspers, p. 217.
Reacties
Door hun zware represailles tegen de burgerbevolking dachten zij de koning en de legerleiding tot overgave te kunnen dwingen,quod non...