"Veel had ik niet gemeen met de Turken uit de buurt. Goed, we kwamen uit hetzelfde land, spraken elkaars taal en roken identiek, maar daar hield het eigenlijk wel mee op. Mijn vriendjes werden elk weekend door hun ouders naar de moskee gestuurd. Dan bleef ik alleen achter in de wijk, zonder iemand om mee te spelen. Als ik Turis vroeg of ik ook lid mocht worden van die club, stak hij zijn middelvinger naar me op met de vraag of ik later misschien imam wilde worden." In een ongepolijste schrijfstijl gooit debutant Özcan Akyol (1984) onomwonden het semi-autobiografische relaas van Eus, zijn voor galg en rad opgroeiende Turkse alter ego, naar de aanvankelijk argeloze lezer. Het Oost-Nederlandse plaatsje Deventer, in deze roman steevast als 'Koekstad' aangeduid, is de troosteloze plek waar de jongen, na broers Mahir en Kosta, als derde kind ter wereld komt. Vader Turis, een werkschuwe bedrieger van de bovenste plank, vult zijn dagen met het scoren van koopjes terwijl ...