Doorgaan naar hoofdcontent

Simons' toonaangevende boekgeschiedenis dertig jaar na dato grondig herzien en sterk uitgebreid...

In 1984 kwam Ludo Simons, emeritus hoogleraar boek- en bibliotheekwetenschap en oud-bibliothecaris van verschillende Vlaamse culturele instellingen, voor de dag met het eerste deel van zijn studie Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen. Terwijl boekwetenschapper Simons in dit overzicht uitsluitend aandacht had voor het Vlaamse uitgeefvak in de negentiende eeuw, completeerde hij zijn omvangrijke eenmansstudie in 1987 met een tweede volume dat zich volledig toespitste op de twintigste eeuw. Vreemd genoeg was er tot dan toe in Vlaanderen op dit terrein nauwelijks enige voorstudie gedaan. Simons' titanenarbeid werd onverwijld verheven tot standaardwerk en achteraf terecht bekroond met velerlei prijzen. Op vraag van uitgeverij Lannoo is er nu deze grondig herziene en sterk uitgebreide versie van dit alom bejubelde naslagwerk dat in historische analyse en gedetailleerde volledigheid veruit onevenaarbaar is. Deze keer schenkt Simons extra aandacht aan de ontwikkeling van de boekhandel, de lectuurvoorziening, de leescultuur en de complexe interactie met de Nederlandse uitgeverswereld. De ondertitel, die eigenlijk een veel groter terrein impliceert dan ook werkelijk door de ex-bibliothecaris behandeld, moet de cultuurhistorische dimensie van het boek in de Vlaamse emancipatiestrijd nog meer in de verf zetten.


Terwijl de allereerste Vlaamse uitgevers zich in de eerste helft van de negentiende eeuw voornamelijk specialiseerden in vertalingen van Franse boeken, beperkten de weinige auteurs die toch in het Vlaams schreven zich aanvankelijk tot volksboeken, devote verhaaltjes en almanakken. In Vlaanderen kon men amper lezen of schrijven en romans werden er dan ook voornamelijk uitgegeven bij financiële gratie van drukker en uitgever. Zo gaat het verhaal dat Hendrik Conscience, van wie algemeen wordt aangenomen aan de wieg te hebben gestaan van de Vlaamse literatuur, zijn debuut In ’t Wonderjaer (1837) uitsluitend heeft kunnen realiseren met geldelijke steun van de Belgische vorst Leopold I. Zelfs Guido Gezelle en Stijn Streuvels moesten, in de hoop van hun pen te kunnen leven, aankloppen in Nederland dat in die tijd zijn markt accuraat afschermde van Vlaamse boeken. Tenzij door Nederlandse uitgevers op de markt gebracht of door Nederlandse critici vakkundig de hemel in geprezen, was het slechte imago van het Vlaamse boek in Nederland toen al een feit. In tegenstelling tot de situatie in Nederland en die in de andere ons omringende landen, is het boek in Vlaanderen altijd heel erg verbonden geweest met diverse maatschappelijke stromingen. Zo waren idealisme en ideologie bij ons, meer nog dan louter commerciële overwegingen, een sterke motivatie voor het stichten van een Vlaams boekenbedrijf. In dit verband ziet Simons de Vlaamse Beweging en de taalstrijd veruit als de belangrijkste motoren van het boek als belangwekkende speler in de geschiedenis van de Vlaamse emancipatie. Uitgevers als Joris Lannoo, Eugène de Bock, Maurits de Meyer en Albert Pelckmans waren doordrongen van de idee dat zij een rol hadden te spelen op weg naar een 'Vlaamser' Vlaanderen. Daarnaast vormden ook de Katholieke Kerk, de socialistische arbeidersbeweging en andere geledingen in de samenleving aparte zuilen die zorg droegen voor een eigen boekcultuur. Door het decreet van 1978 op de openbare bibliotheken werd zelfs de lectuurvoorziening in het bibliotheekwezen grotendeels ideologisch ingekleurd.
Naast dergelijke geschiedkundige ontwikkelingen van het boek en het boekenvak krijgen ook de mensen en de bedrijven achter de boeken in deze herziene editie hun plaats. Zo passeren ruim 700 Vlaamse uitgeverijen, waarvan de helft pas na 1945 het levenslicht zagen, en de meer dan 1500 personen die hierbij betrokken waren de revue. Terwijl de meeste van de kleine boekbedrijven enkel heel summier ter sprake komen, worden de grote vernieuwers van het boekenvak voorgesteld aan de hand van uitvoerige biografische informatie in dikwijls lezenswaardige essayistische passages. Op treffende wijze typeert Simons hun activiteiten en ambities en worden de namen en boeken van hun voornaamste auteurs secuur vermeld. Deze immense studie laat zien dat zowel koop- en vaklieden, idealisten als opportunisten het uitgeven van boeken van meet af aan als een verdienstelijke nevenactiviteit beschouwden. Terwijl het boek de laatste vijftig jaar voornamelijk werd overgeleverd aan diverse marktstrategieën die het in alle stadia van zijn bestaan als 'product' deed veranderen (denken we maar aan het luisterboek, het e-boek en de hype van de bestsellers), verschrompelden ideologieën, verdampten boekhandels tot ketens en gingen uitgeverijen op in concerns. Ook deze voorbeelden van veranderingen komen, net als de regionale verschillen in Vlaanderen en de sporen die twee wereldoorlogen op het Vlaamse boekenvak nalieten, in dit veelzijdige naslagwerk tussendoor aan bod. Bovendien is de meeste opgenomen informatie door de uitgebreide persoonsregister met een rist uitgevers, boekhandelaren, drukkers, ontwerpers, auteurs, illustratoren en boekverenigingen snel terug opspoorbaar. 
Bij de start van haar legislatuur ontving huidig Vlaams cultuurminister Joke Schauvliege deze toonaangevende studie uit handen van boek.be, de Vlaamse koepelvereniging van het boekenvak. Hopelijk is deze geschiedenis, waarin de lezer warm wordt gemaakt voor de grote maatschappelijke rol die het boek, als uniek medium van kennisoverdracht, tot nog toe heeft gespeeld en nog spelen zal, geen al te stoffig leven beschoren in de boekenkasten van haar kabinet.


Het boek in Vlaanderen sinds 1800 : een cultuurgeschiedenis / L. Simons. – Tielt : Lannoo, 2013. – 639 p. : ill.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...