Doorgaan naar hoofdcontent

't Stond in de patatten geschreven: autobiografisch debuteren met een neus vol coke!


Precies 100 jaar geleden, in december 1916, treedt ene Rudolf Ditzen in dienst van de pas opgerichte Berlijnse Kartoffelbaugesellschaft. Handelsreizigersgewijs moet de jonge twintiger vanuit Berlijn de boer op, naar het uitgestrekte platteland. Duitse boeren staan immers te smachten naar vakkundig gegeven aardappelteeltadviezen. Aan de hand van heel originele, vaderlandslievende reclameteksten tracht Ditzen, die beweert wel twaalfhonderd aardappelrassen te kennen (hoewel er destijds maar tweehonderd soorten bekend waren), de landbouwers te mobiliseren...
 
Durchhalten!
Droh'n uns're Feinde auch noch so viel
uns mit der Hungersnot Graus.
Wir machen die letzte Kartoffel mobil.
Wir Deutsche, wir halten es aus. 

Volhouden!
Al maakt onze vijand ons horendol
met het schrikbeeld van hongersnood.
Wij maken elke aardappel mobiel
Wij Duitsers, wij houden stug vol!

Eenmaal terug op zijn kamertje in Berlijn gaat het deze labiele aardappelagent helemaal niet voor de wind. In de periode aan de vooravond van de republiek betekent de metropool voor de jonge Ditzen het begin van allerlei persoonlijke experimenten met verdovende middelen. Dansen op de vulkaan dus, met alcohol, morfine, cocaïne en alles wat de roekeloze adviseur/scribent maar te pakken kon krijgen. Zelfs de opbrengst van de verkoop van een groot deel van zijn indrukwekkende bibliotheek gaat in eindeloze rook-, zuip- en spuitpartijen op. Hiermee vergeleken zijn de drugstrapatsen van Mark Renton en de zijnen uit de verhalen van de Schotse schrijver Irvine Welsh klein bier.
Verschillende amoureuze affaires en tal van zenuwinzinkingen later maakt de stonede Ditzen in mei 1919 kennis met de al even kleurrijke Ernst Rowohlt, uitgever van beroep. Het is de warme, humorvolle Rowohlt die er onder meer voor zorgt dat Kafka, Zweig, Tucholsky, Wolfe, Lewis en Hemingway een vast plaatsje krijgen toebedeeld in de meest superbe Duitse huiskamerbibliotheken. Na een weinig flatterende kennismaking noteert een van Rowohlts redacteuren over aspirant-schrijver Ditzen: "Hij was een spichtige, hoog opgeschoten jongeman met een bleke, ongezonde gelaatskleur. Hij zag er ondervoed en wat haveloos uit." Ondertussen gaat de zenuwzieke, schrijfgrage Rudolf, op advies van zijn vader Wilhelm die zijn junkieverdriet blijft aanmoedigen om te schrijven, op zoek naar een schrijverspseudoniem. De geplaagde magistraat wil immers niet dat zijn naam, door eventuele scandaleuze publicaties van zijn zoon, nogmaals wordt bezoedeld. Rudolf Ditzen wordt Hans Fallada (met twee l'en!), naar De gelukkige Hans en De ganzenhoedster, twee van 's mans geliefde sprookjes van de gebroeders Grimm. In een van die verhalen blijft het paard Falada, zelfs na de dood, de waarheid spreken.
Na een zoveelste inkorting van nog eens vijftig kantjes en een tigste bezoek aan weer eens een ander afkickcentrum verschijnt Fallada's debuut Der junge Goedeschal bij Rowohlt. Het is dan al januari 1920. Over dit merkwaardige, in expressionistische inkt badende, debuut weet zelfs het conservatieve 'Deutsche Tageblatt' zich met zijn blijdschap geen blijf: "Waskom en zeep! Dat is de eerste behoefte wanneer je het weg mag leggen. Dus zo ziet de Duitse literatuur van de twintigste eeuw eruit, Arm Duitsland!"


Hans Fallada : alles in mijn leven komt terecht in een boek / Anne Folkertsma. - Amsterdam : Cossee, 2015. - 416 p. : ill.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...