In de bundel 'Chantage op het leven' uit 1953 staat de opmerkelijke novelle 'Oneindelijke aankomst', neergeschreven gedachten bij het reilen en zeilen van de altijd zoekende mens. Alleen al daarom kunnen toekomstige lezers zich nu al freuen over die aardse passage van het vandaag vierennegentigjarige 'verschijnsel' Harry Mulisch. Een schrijver over wie Herman Teirlinck tien jaar later in 'Ode aan mijn hand' (1963): "Wanneer een verschijnsel onder alle opzichten ten slotte waarneembaar is geworden, blijkt het 'een feit' te zijn, waartegen een Lord Mayor machteloos staat. Een verschijnsel is Harry Mulisch wél. Onder welk opzicht echter hij dient te worden waargenomen, is niet zo gemakkelijk uit te maken. Misschien spant hij zich in om het te beletten."
Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.
Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...
Reacties