Alfred Döblin, zoals hij zelf ooit ergens treffend piepte: "Ik heb het talent van een schilder, ik kan zwijgen."
"Als een pottenbakker draait het noodlot om de mensen heen, beklopt hen, en als je maar lang genoeg leeft, bereikt het de plek waar de barst zit en slaat toe. Er is geen pardon."
Wijsheid! Nu nog een tegeltje.
Nadat het platteland in het eerste deel in armoede naar de stad kruipt en hoofdfiguur Karl in het tweede boek uiteindelijk zijn draai vindt als fabrieksdirecteur is er in het laatste deel van 'Er is geen pardon' uitsluitend plaats voor die nadagen van de Berlijnse revolutie anno '18-'19. Niet met zoveel woorden, dat niet, want de schrijver laat de dingen nu eenmaal graag zonder naam, zo is protagonist Karl Alfred en broer Ludwig tegelijkertijd, en is dit heerschap lezen namelijk lezen voor de goede verstaander. 'Er is geen pardon' is een keiharde bezinning op 's mans Pruisische verleden en wat dat derde boek in deze autobiografische vertelling betreft: naturalistischer worden ze niet meer geperst. De schrijver in kwestie daarom ook uitermate zoals hij zelf ooit ergens treffend piepte: "Ik heb het talent van een schilder, ik kan zwijgen."
Vandaag is 26 juni 1957, vandaag herdenken we deze fantasieloze fantast uit Stettin, Alfred Döblin, dat tienjarige, vaderloze pummeltje dat ooit, met drie broers, een zus en een moeder zomaar Berlijn binnenvoer: "Zum Wohl, lieber Alfred, zum Wohl!"
Stettin is ondertussen terug Pools en dit boek door de tijd helaas ondergesneeuwd geraakt door Franz Biberkopf en de zijnen.

Reacties