“En hij huiverde in zijn fauteuil en sloot bijna smartelijk zijn ogen. Nu zijn gedachten er naar uitgingen, zag hij dit schilderij weer met een buitengewone helderheid voor zich; en de schreeuw van bewondering die hij had geslaakt bij het betreden van het zaaltje in het museum van Kassel stiet hij in gedachten opnieuw uit, nu de Christusfiguur zich in zijn kamer ontzaglijk verhief aan een kruis, dat als traverse een ruw ontschorste boomtak had, waarvan de uiteinden als een boog gespannen waren door het gewicht van het lichaam. Deze boomtak leek op het punt terug te veren en uit medelijden dit lijdende vlees, dat door de enorme spijkers die de voeten doorboorden aan de aarde genageld bleef, ver weg te slingeren uit dit tranendal van grove beledigingen en misdaden. Ontwricht, bijna losgerukt van de schouders, leken de armen van Christus over hun gehele lengte gekneveld door de kronkelende spierbundels. De oksels werden met een krakend geluid uiteengescheurd; de grote opengespreide handen...