Onlangs nog prees recensent Merijn de Boer de mysterieuze Sue Bridehead als een van de meest interessante vrouwelijke personages uit de negentiende-eeuwse literatuur: intellectueel, kritisch, frigide, onconventioneel, overgevoelig, ongrijpbaar en gecompliceerd. Ongelukkig getrouwd met schoolmeester Phillotson maar hopeloos snakkend naar de geestelijke en lichamelijke nabijheid van neef Jude Fawley, de wat stakkerige antiheld uit de titel van de sinds kort in een geweldig Nederlands te verkrijgen vertaling van Thomas Hardy’s laatste 'Jude the Obscure' (1896), stapelt Sue, zeker in het vierde deel van deze roman, de ene heldere relationele inzichtelijkheid zomaar naast de andere: "Maar ik heb niet de moed die ik in mijn opvattingen wel heb, zoals ik al zei. Ik trouwde niet alleen vanwege het schandaal met hem. Maar soms neemt bij een vrouw de liefde om geliefd te zijn een te grote rol in haar bewustzijn in, en hoewel ze gekweld wordt door de gedachte dat ze een man wreed b...