'Ernst wierp zijn sigaret op de kachelplaat, en Arthur deed hetzelfde, wat hij anders nooit deed. Maar Ernst was nu al meester in huis. Ernst zette ineens zijn voeten op de grond en zei, terwijl hij zich naar Arthur voorover boog: "Het is het noodlot van het Duitse volk altijd de nederlaag te lijden. Wij kunnen slechts overwinnen in de nederlaag. Dat is geen formule, dat is realiteit. Tatsache! Er is geen enkel volk ter wereld dat voor een zo groots-tragische roeping is geschapen! Het schoonste en grootste dat ten ondergaat, bewijst daarmee dat het het schoonste en grootste is. Tussen ons en de andere volken der aarde bestaat dezelfde scheiding die er tussen lichaam en ziel bestaat. Wij zijn de ziel der wereld, de anderen slechts het lichaam. Zoals de ziel na elke extase weer sterft, zo verliezen wij na elke overwinning. Het lichaam sterft maar éénmaal. Het is pas voorgoed verdwenen, nadat de ziel allang is gedood. Zo zal de wereld voortleven als een rottend kreng, nadat Duits...