Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit november, 2008 tonen

Te midden van mijn adoratie: den Duitsch (2).

'Ernst wierp zijn sigaret op de kachelplaat, en Arthur deed hetzelfde, wat hij anders nooit deed. Maar Ernst was nu al meester in huis. Ernst zette ineens zijn voeten op de grond en zei, terwijl hij zich naar Arthur voorover boog: "Het is het noodlot van het Duitse volk altijd de nederlaag te lijden. Wij kunnen slechts overwinnen in de nederlaag. Dat is geen formule, dat is realiteit. Tatsache! Er is geen enkel volk ter wereld dat voor een zo groots-tragische roeping is geschapen! Het schoonste en grootste dat ten ondergaat, bewijst daarmee dat het het schoonste en grootste is. Tussen ons en de andere volken der aarde bestaat dezelfde scheiding die er tussen lichaam en ziel bestaat. Wij zijn de ziel der wereld, de anderen slechts het lichaam. Zoals de ziel na elke extase weer sterft, zo verliezen wij na elke overwinning. Het lichaam sterft maar éénmaal. Het is pas voorgoed verdwenen, nadat de ziel allang is gedood. Zo zal de wereld voortleven als een rottend kreng, nadat Duits...

De voorbije week: gelezen en gehoord (2).

* "Dit is geen werk dat ik aan iedereen zou aanraden; maar wie 894 bladzijden lang (professor Vermeersch las dus duidelijk de oorspronkelijke versie van het boek en kan, in al zijn Vermeerschheid, niet nalaten dit gegeven toch aan de lezer mee te geven) het oostfront en de Shoah meebeleeft met een volstrekt cynische figuur die zowel kille waarnemer als mededader is, houdt er iets aan over. Men begint zich bang af te vragen (remember Primo Levi): is dat nu een mens? Is dat misschien de mens? Volstaan fanatisme, ambitie, koele berekening en een welbepaalde context om extreme wreedaardigheid bij daders, en mateloos lijden bij slachtoffers tot een alledaags fait divers te herleiden (gedane verschrikkingen maken van professor Vermeersch een warme minnaar)? De hoofdfiguur, Max Aue, tegelijk de verteller, is een hoge SS-officier die de gebeurtenissen tijdens de oorlog vanuit een bevoorrechte positie kan volgen. Met zijn scherpe intelligentie doorgrondt hij mensen en situaties. De afwezig...

Te midden van mijn adoratie: den Duitsch (1).

Op 8 augustus 1914 schreef Willem Elsschot uit Brussel aan uitgever Van Dishoeck: 'De bevolking houdt zich in hoofdzaak bezig met het afranselen van "moffen" en van Belgen met blond haar of die anderszins aan Duitschers doen denken.' Alfred Hegenscheidt, ook schrijver van beroep, werd door franskiljonse collega's docenten van de Brusselse universiteit verdacht gemaakt vanwege zijn Duitse naam en afkomst. Zowel in Brussel als in Antwerpen en Gent werden Duitse hotels, bierhuizen en restaurants geplunderd omdat de exploitanten alleen al wegens hun nationaliteit als spionnen werden beschouwd. Het geluid van duizenden bespijkerde Duitse soldatenschoenen, die in snelle pas over alsmaar meer Belgische bodem schreden, werd, in de eerste oorlogsdagen van 1914, iedere dag voor steeds meer mensen een beetje meer hoorbaar. Paniek als slechte raadgever. Brussel werd op 20 augustus 1914 bezet. Louis Couperus, Hollandsche draak, werd in München wakker gehouden door die zogehete...

Normaalgezien lees ik geen Russen.

"Kapstok, gasmeter en trapleuning, dacht hij. Dit is mijn huis. Hierin woon ik nu al zes jaar. Als ik uitga of thuiskom, glijdt mijn hand langs de trapleuning. De geringste ongelijkheid van het hout ken ik. Als ik uitga of thuiskom, loop ik langs het terracotta geverfde kastje waar de gasmeter zit. Vroeger keek ik daar nooit in. Nu moet ik elke week voor Carola opnemen hoeveel gas wij hebben gebruikt, omdat zij uit de wijzertjes niet wijs kan worden. Er boven zit de elektriciteitsmeter, die altijd zo geheimzinnig ruist. Hoor, ik hoor hem ruisen. En daar is de kapstok... 'Het altaar waar men de handen naar opheft alvorens zich buitenshuis te begeven,' heeft Oskar het genoemd. De gasmeter en de elektriciteitsmeter zijn mij het meest verwant: als men een doorsnede van hen maakte, welk een organisme van weerzinwekkende ingewikkeldheid treft men aan!" Schrijver Willem Frederik Hermans in 'De tranen der acacia's', zijn meest Russische ogenblik. Nikolaj Gogolj a...

Tachtiger Herman Gorter schreef ook al eens een gedicht (I).

Weinig gloeiende zinnen moeten blussen de afgelopen dagen. Eén noemenswaardig brandhaardje. Eéntje dat al meer dan honderd jaar aan 't schroeien is. Als je goed kijkt, vind je in de asresten nog iets van een sonnet. De dag gaat open als een gouden roos; ik sta aan 't raam en zend mijn adem uit, het veld is stil, en nauwelijks één geluid breekt naar het koepelblauw bij tusschenpoos. En in mijn kamer, als een een donkre doos, waarvoor de parels hangen aan de ruit, ga 'k heen en weer, tot waar mijn wandling stuit, en ik bij donkren wand diep peinzend poos. Ik heb 't gevonden, het menschengeluk, al moest ik worden vier en dertig jaar eer ik het vond, en ging veel trachten stuk in spannend worstlen en ijdel gebaar. Maar zoo zeker als daarbuiten de zon de wereld befloerst, heb ik 't geluk gevonden. Herman Gorter (1864-1927)