Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit september, 2011 tonen

'Den Amandus', plaats van wielerrust voorbij een Scheldebocht...

Ces nets éveils dans les matins! - Des mantelets, Des bonnets blancs et des sarraus, par troupelets, Gagnaient le bourg et son clocher couleur de craie. Dat plots ontwaken in de vroegte! - Vrouwenmantels, Witte mutsjes en boerenkielen, steeds in groepjes, Bereikten de dorpskom en de kerktoren, wit als krijt. Uit het gedicht 'Zondagmorgen' (1883) van de immer aan Sint-Amands gelinkte dichter Emile Verhaeren is dit de derde strofe. Honderdachtentwintig jaar later schiet er, behalve een brutale Scheldeknik en een doorheen de tijd door de natuurelementen fel aangetaste Sint-Amanduskerk, van al die beweging niet veel meer over. Enkel de groepjes en het vroege ontwaken zijn, in bepaalde middens dan, gebleven. Die vrouwenmantels en boerenkielen en al dat krijtwit, ondertussen vervangen door bonte kleurenstoeten van spannende wielerplunjes rond overbodig, bruggepensioneerd vlees. Met daar dan onderaan goed afgestelde klikpedalen. Voorbij de dorpskom en de kerktoren, op zoek naar wat v...

De Grotes religieuze tolerantie sloeg regelmatig om in giftige spot...

De Pruisische vorst Frederik de Grote (1712-1786) was, naast een zeer verdienstelijk fluitspeler, ook een groot liefhebber van de Franse taal. De ganse dag door liep hij in de gangen van Sansoucci tegen zichzelf in het Frans te mompelen. Frans schrijven, deed hij in brieven aan Voltaire. Deze verlichte koning had naar het schijnt zo'n hekel aan het Duits dat hij zijn moedertaal enkel gebruikte in de buurt van zijn strijdros. Ook over zijn religieuze tolerantie worden vandaag nog verhandelingen volgekrabbeld. Zo kon het hem bijvoorbeeld geen moer schelen dat slotfilosoof Immanuel Kant de kleinzoon was van een protestantse Schotse zadelmaker en diens concurrent, Moses Mendelssohn, wortelde in het jodendom. De samenstelling van de geest in kwestie was, veel belangrijker nog dan zijn oorsprong, in de ogen van De Grote het voornaamste. Toch liet Frederik zich over het christendom, en je mag er prat op gaan dat dit gebeurde na een vorstelijke studie van deze godsdienst, ooit de volgende ...

Vrienden, héél veel vrienden... en een overdaad aan biografie!

"Er is altijd een teveel in dit werk, dikwijls een veel-te-veel." Zo viel te lezen in een kritiek op de in september 1938 gepubliceerde roman 'Het rad der fortuin'. Samen met 'Stiefmoeder Aarde' en 'De bijen zingen' vormt dit werk de kroniek van het geslacht Wiarda, het met fel maatschappelijk realisme doorweven magnum opus van de openlijk met het communisme vrijende veelschrijver Theun de Vries (1907). Van vriend-criticus Menno ter Braak kreeg De Vries hiermee in één tijd het predicaat van "de auteur van de beschrijvende uitgebreidheid" opgeplakt. Toch werd deze Fries, met zo’n honderdzestig titels op zijn naam, "een aanmerkelijk talent" genoemd, die zich uitsluitend diende te behoeden niet het slachtoffer te worden van een "ruimtelijk-tijdelijke uitgebreidheidsmanie." Samengevat zou dit ook het commentaar kunnen zijn op De Vries’ biografie en diens biograaf, historicus Jan Van Galen. Voorafgaand aan zijn krachttoer, deze...

Mateloos verlangend naar een zondag in de neus!

Als mijn nagels waren oneindig lang, dan kwam ik makkelijk'r an die neusbeesten d'ran. Kan je, in de wetenschap van pas afgeknipte vingernagels, in bovenstaand koppeltje regels spreken over heimwee naar reeds lang vervlogen vingertopdeksels? Of zijn de verzen daarvoor net iets te banaal? Ik twijfel... net zoals bij volgend gedicht waarin Van der Pluijm op de rand van zijn onbegrensd verlangen en kunnen naar een doodgewone zondag loopt te balanceren... Dank u een oude krant waait weg over het verlaten perron onwetend van station of trein. stoppelige mannen drinken kopjes koffie in het kale godverlaten restauratielokaal. de serveerster langer dan ze is door hakken en bollend hooggestoken lokken wiegt plomp heur heupen in zwart mini. ijlgrijze nevelvlagen breken tegen het raam. als het zachtjes gaat motregenen is het duidelijker dan ooit de dag des heren. Cees van der Pluijm, uit: Van liefde en een niet te lessen dorst (1998)

Of de film bijna even goed is als de wetenschappelijke splijtbom zal nog moeten blijken...

"Op momenten van existentiële spanning vindt hij mentale rust in de kappersstoel."(*) Op die manier en aan de hand van de fixaties van protagonist Govert Miereveld uit het wonderbaarlijke 'De man die zijn haar kort liet knippen' geeft literatuurwetenschapper Lars Bernaerts in het derde nummer van de reeks 'Academisch Literair', volledig gewijd aan de creatieve kracht van taal en verbeelding en de daaruit voortvloeiende wartaal die waanzinnige ik-figuren dan doorgaans beginnen uit te slaan, ongevraagd therapeutisch advies. Hun door waanvoorstellingen aangetaste taal confronteert ons met onze aloude maatschappelijke normen rond 'gekte' en de typische grond van onze interpretaties hiervan. Met andere woorden: zijn dergelijke ik-figuren onbetrouwbaar of leveren ze juist nieuwe inzichten op? Door de retoriek van gekke vertellers te analyseren en ze vervolgens breed-wetenschappelijk uit te smeren over zo'n kleine vierhonderd pagina's waarin de p...