"Op weg naar Anna's huis begon de tweede aanval, ik dook de dichtstbijzijnde kelder in, die werd getroffen en vulde zich met roze rook en gouden vlammen, toen vluchtte ik naar de volgende kelder, daar kwam ook brand, ik rende van de ene kelder naar de andere omdat elke vorige kelder verwoest werd, brandende apen krijsten in de bomen, vogels zaten met brandende vleugels te zingen op telefoondraden waardoorheen radeloze gesprekken gevoerd werden, ik vond een andere kelder, volgepakt met mensen, bruine rook drukte vanaf het plafond neer als een hand, ademhalen ging steeds moeilijker, mijn longen probeerden de ruimte in zich op te zuigen door mijn mond, er volgde een zilveren explosie, iedereen probeerde tegelijk weg te komen, doden en stervenden werden onder de voet gelopen, ik liep over een oude man, ik liep over kinderen, iedereen raakte iedereen kwijt, de bommen vielen als een waterval, ik rende door de straten, van kelder naar kelder, en zag gruwelijke dingen: benen en nekke...