Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit april, 2009 tonen

Ludo Helsen: op het eerste tjevengezicht.

Erik Vlaminck vind ik erg goed. Ik lees ook graag buitenlanders. Ik ben nu voor de tweede keer aan De welwillenden van Jonathan Littell begonnen. Dat is geen boek om in bed te lezen. Als je in slaap valt, krijg je het op je gezicht. Ludo Helsen , gedeputeerde van Cultuur van de provincie Antwerpen, geeft in een oud Knack-interview ongewild grappig zijn mening over zijn voorkeuren in de hedendaagse letteren. Ik wil altijd wel eens bij de man in de leer om een buitenlander te leren lezen. Tot nog toe las ik die zonder veel succes. Als je ze al begint te lezen (bij voorkeur hier in de nachtwinkel om de hoek), zijn ze dikwijls héél snel weg. Weinig geduld... die buitenlanders.

Ren en Stimpy: dé vrolijkste televisievrienden!

"Hello, boys and girls. This is your old pal, Stinky Wizzleteats. This is a song about a whale. No! This is a song about being happy! That's right! It's the Happy Happy Joy Joy song! Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Joy! I don't think you're happy enough! That's right! I'll teach you to be happy! I'll teach your grandmother to suck eggs! Now, boys and girls, let's try it again! Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Joy! If you aint the grandaddy of all liars! The little critters of nature... They don't know that they're ugly! That's very funny, a fly marrying a bumblebee! I told you I'd shoot! But you didn't believe me! Why didn't you believe me?! Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy Happy Happy Joy Joy ...

Het literaire geval Anne van Randwijk/Willem van der Laan.

“Helaas! Hij had gerekend zonder de traagheid, het gemis aan solidariteit en de kleinmoedigheid der artisten in ’t algemeen en der musici in ’t bijzonder, die mopperen zonder ophouden, maar onbekwaam zijn om zich in te richten, met het oog op een krachtige en gemeenzame actie; die zoo graag elkander hun klachten toevertrouwen, maar bang worden bij de gedachte, dat die klachten zouden worden publiek gemaakt!” Het gemoed van mijnheer Hullebroeck – auteur van het bijzonder fijne, papieren hebbedingetje Het vraagstuk van het auteursrecht in België en Nederland dat de geboorte van de Belgische ‘Nationale Vereeniging voor Auteursrecht’ in 1922 verhaalt – schiet vol bij de gedachte aan de niet geveinsde naïviteit bij collega/voorganger Kufferath. Die laatste was er namelijk van overtuigd dat hij met de oprichting van zo’n auteursvereniging schitterend werk zou afleveren. In de eerste plaats voor alle Belgische auteurs. Maurice Kufferath hoopte immers, door de schandalige misbruiken op het au...

Anna Achmatova als 'de eerste geslaagde versregel'. (*)

Bijna uit het duister voorbij Lethe op het uur dat werelden vergaan, neem dit cadeautje van de lente in ruil voor betere van mij aan, opdat de hoge vrijheid van de ziel die boven jaar, seizoen en dag, onbederfelijk en trouw, mij toeviel, cadeau dat vriendschap heten mag; opdat zij mij toelacht, zo bescheiden als zij dat dertig jaar geleden deed: en de Zomertuin met zijn omheining en ons Leningrad ondergesneeuwd, doemden op, alsof in deze bundel boven Lethe en haar sluimeringen uit en uit de mist van een toverspiegel een rietstengel is ontwaakt en fluit. Anna Achmatova in een gedicht opgedragen aan Michail Leonidovitsj, de man die altijd en overal, alvorens publicatie, haar dichtbundels nalas. Of zoals ze zelf in één van haar vele dagboekpagina's noteert: "(...) de dichtregels waarin alles reeds gezegd is." (*) Anna Gorenko kreeg in 1906, op zeventienjarige leeftijd, van haar vader te horen dat ze zelf maar moest uitvissen of ze gedichten schreef of niet. Zolang de docht...

"Wanneer er iemand sterft in 't heel klein dorpje..."

Dat van 'het zo van hoog aanschouwen' in de laatste zin van dit dagje boek verwijst naar Buysses schrijfzicht, vanuit de eigen paalwoning bovenop de Molenberg, over het dorpje Deurle. Twee dagen eerder, op zaterdag 19 april 1913 om precies te zijn, arriveerde 'klakke' Cyriel immers aan de voet van de Deurlse Molenberg. 't Manneke moest toen waarschijnlijk heuvelopwaarts gekeken hebben want nog diezelfde avond schrijft baron Buysse in zijn dagboek het volgende: "(...) Hoog op zijn heuvel staat het eenzaam huisje in den storm en het is er als een warm gezellig nestje van veiligheid in den brullenden chaos der vijandelijke elementen. Laten we nu maar gaan lezen, peinzen, werken." 21 april Wanneer er iemand sterft in 't heel klein dorpje, dan luidt de kerkklok een 'doodpoos' en zo van op den heuvel zie ik de mensen met het lijk naar 't kerkhof komen. Dat wordt dan meestal een klein, donker groepje, langzaam zich bewegend rondom 't kerkje, ...

De draaglijke complexiteit van het kraanvogelbestaan.

"Vanuit het poolgebied aanvaarden ze de reis terug naar het zuiden. Het gezinnetje van drie vliegt nu samen met tientallen andere. Halverwege de ochtend, wanneer de zon de lucht verhit tot omvangrijke, opstijgende kolommen, klimmen de vogels op tot een hoogte van meer dan een kilometer boven de aarde. Ze wieken voort in almaar grotere troepen, die zich vlak voor de eerstvolgende thermiekbel verder naar het zuiden laten zakken, en daar vervolgens in opstijgen. Ze halen wel vijfenzeventig kilometer per uur, en leggen, zonder al te veel vleugelslagen, zevenhonderdvijftig kilometer per dag af. 's Avonds voeren ze een glijvlucht uit naar de aarde en strijken neer in ondiepe open plassen die ze zich van eerdere jaren herinneren. Luid trompetterend komen ze aanzeilen over leeg geoogste akkers; gevederde dinosaurussen, een laatste bestaansvorm die nog herinnert aan het leven vóór het ik. Het vliegvlugge kraanvogeljong volgt zijn ouders naar een thuis waarvan hij zich nu in de kop moet...

Jean-Marie singt vor Karel, oder: ein verloren gegangenes Tagebuch.

Liebes-Lied Wie soll ich meine Seele halten, dass sie nicht an deine rührt? Wie soll ich sie hinheben über dich zu andern Dingen? Ach gerne möcht ich sie bei irgendwas Verlorenem im Dunkel unterbringen an einer fremden stillen Stelle, die nicht weiterschwingt, wenn deine Tiefen schwingen. Doch alles, was uns anrührt, dich und mich, nimmt uns zusammen wie ein Bogenstrich, der aus zwei Saiten eine Stimme zieht. Auf welches Instrument sind wir gespannt? Und welcher Geiger hat uns in der Hand? O süsses Lied. Rainer Maria Rilke , uit: Neue Gedichte, 1907

Ik wou dat ik elfendertig hondjes was.

Eén van de meest bekende nonsens-rijmpjes uit de Nederlandse poëzie gaat als volgt: Ik zit mij voor het vensterglas onnoemelijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. In 1954 nam Michel Van der Plas dit Bomans-versje op in de bloemlezing Ongerijmde Rijmen . Vierentwintig jaar later, in 1978, kwam de zin 'Ich möchte gern zwei kleine Hunde sein und miteinander spielen' van de Oostenrijkse schrijver Friedrich Torberg (1908-1979) boven water. Eén die verdacht veel leek op de slotregels uit Bomans' beroemde vers. Plagiaat! Nee, veel erger nog: mystificatie. Want wat bleek? Van der Plas liet in 1992 aan de verzamelde literaire pers weten dat niet Bomans maar hij zelf de auteur was van dat onvervangbare, wereldberoemde versje. Van der Plas had er, als geslepen mystificateur, doodleuk Bomans' naam onder gezet. De bloemlezing zou dan immers nog beter verkopen. Dubbel schandaal en een nog geslepener Van der Plas! Deze anekdote komt uit het fijne bo...

Lowieken, den dikken koninklijken smuller.

14 april Spoorreis. Negatief leven. Twee reizigers zitten tegenover mij in de coupé: een heel dikke en heel magere. De dikke ziet er uit alsof hij aldoor te veel at en dronk en de magere ziet er uit alsof hij nooit genoeg at en dronk. De dikke praat en de magere luistert. Hij praat over allerlei lekkers van eten en drinken; en, terwijl hij daar vóór mij zit, smullend als 't ware van zijn eigen woorden, komt mij een grappig verhaal in 't geheugen, dat mij destijds, meer dan eens, door een allergrappigsten oom van mij werd verteld. Die oom kon overdrijven, negentig percent! Maar hij deed het zó geestig, dat je toch geboeid bleef en alles maar slikte. Hij vertelde van koning Lodewijk de Achttiende tijdens zijn verblijf te Gent na de ontsnapping van Napoleon uit het eiland Elba. Lodewijk de Achttiende was een buitengewoon zwaarlijvig man en een berucht eter en drinker. Hij was zó dikbuikig, dat men een halve maan uit zijn eettafel had moeten zagen om hem met het nodige gemak zijn s...

De voorbije week: gelezen en gehoord (7).

* "Op de dag van de opening van Expo 58 kwam ik schrijver-dichter Gaston Burssens en zijn jonge vrouw tegen. In de Beurs van Amsterdam in Aalst bestelde hij voor het inmiddels aange-groeide gezelschap een gastronomisch menu. Er was van alles veel te veel, en Burssens liet wat over was netjes op een schotel schikken. Toen moest ik hem met zijn vrouw en de schotel naar Louis voeren. Ze lagen daar al te slapen, maar Burssens maakte zoveel kabaal dat Jeanneke kwam kijken. Ze maakte Louis wakker, en toen is er nog uitbundig gefeest. Er was daar ook een jongetje van een jaar of acht, dat verveeld naar die zatte bende zat te kijken. Louis zei: "Gij zit u hier zeker te verdrieten, jongen? Hier zie, ik heb hier nog wat schoon boekskes." En hij gaf de jongen zijn Feminatheek." ( Knack , 18/03/2009, Paul 'Polleken' Van den Abeele, in 1947 op achttienjarige leeftijd fotograaf bij de krant De Standaard , stelt nog tot aanstaande zaterdag in het Stedelijk Museum Aalst z...

Opkuiswerken na een wild feestje (IV).

Je gaat in spreidstand staan, om een brede basis te hebben. Je waarde ontleen je aan de breedte van je basis. Soms is die basis erg breed en lig je zelf, mijlen ver uit elkaar, plat op de grond. Niemand ziet waar je mee bezig bent. Je werkt hard en niemand ziet je. Gerrit Krol , uit: Een Fries huilt niet Vóór de volgende post dient alles opgekuist te zijn...