"De koewachtertjes dreven met het overzetbootje mee over, en van daaruit schreeuwden en zweep-klapten zij naar hun zwemmende beesten: - Bloare, gie deugeniete, wilt-e ne kier op ou ploatse blijven! Sterre, gie vuilkonte, goat ou muil hêwen! tot zij ermee aan de overkant kwamen, waar de troep dan moest gescheiden worden. Er waren steeds enkele achterblijvers, de koewachtertjes gilden zich hees en gooiden ernaar met aardkluiten, maar eindelijk zwommen ook de laatsten over, het zware lijf gans onder, de snuivende snoet boven 't water, de ogen wreed blikkerend, de horens als twee scherpe, dorre takken uit de kolken opgeprikt." Bovenlezend stuk is een passage uit het eerste deel van Buysses roman 'Van Hoog en Laag. Het eerste levensboek' die verscheen in 1913. De twee volgende delen van de geplande trilogie werden nooit voltooid. Of de toen nakende wereldbrand daar voor iets tussenzat, is nimmer aangetoond. Joris van Parys , jawel, associeert in zijn Buysse-biografie ...